Het verleden wordt heden.
HET VERLEDEN WORDT HEDEN. DE GEUR VAN TERPENTIJN, LIJNOLIE, STOPVERF EN PLAMUUR IN DE SCHILDERSWINKEL
Het Schildersmuseum is zowel gevestigd Enkhuizen als in Elburg. De collectie van het Schildersmuseum is in beide gevallen ondergebracht in een schilderswinkel en in een expositieruimte. De overige niet tentoongestelde voorwerpen zijn gedocumenteerd en worden bewaard in het depot van het Zuiderzeemuseum in Hoogwoud. Ook beschikt het Schildersmuseum over een uitgebreide collectie van historische vakboeken die ondergebracht zijn bij Nimeto te Utrecht en ook deels digitaal te bereiken.
De schilderswinkel op het buitenterrein van het Zuiderzeemuseum.
PIGMENTEN en VERVEN
Vroeger maakten schilders altijd hun eigen verf. In de 15de eeuw werden de verven grof aangeslagen (pigment gemengd met olie) en zo gebruikt, pas later is men gaan wrijven en malen. Omstreeks 1800 werd de verf gewreven in een stenen molen; deze molen had twee gebilde stenen. De bovenste steen werd door middel van een stok rondgedraaid. Rond 1850 kwamen de eerste ijzeren potmolens in gebruik. Rond 1900 werden de verven nog door de schilder zelf, vooral in de wintermaanden gemaakt. Soms verkocht hij zijn producten van een eigen samenstelling aan andere schildersbedrijven. Dit is het begin geweest van de handel in en fabricage van verfproducten.
Het wrijven van verf op steen.
IJzeren potmolen waarmee de schilder zijn verf maakte.
APPARATUUR EN HULPMIDDELEN
Behalve met het bereiden en verwerken van verf is de schilder ook altijd bezig geweest met het glad en strak maken van de ondergrond. Ook het verwijderen van oude verflagen hoorde daarbij. Voor het schuren gebruikte men verschillende “natuurlijke” hulpmiddelen als puimsteen en haaienvel. Het ruwe vel van de haai was bijzonder geschikt voor het opruwen van de ondergrond. De uitdrukking “afhaaien”, die door oudere schilders werd gebruikt is hiervan afkomstig. Het verwijderen van oude verflagen werd ook vroeger al gedaan door de verflaag “af te branden”. Een korf gevuld met brandende stof werd tegen het houtwerk aangedrukt; hierdoor ontstonden blaren in de oude verflaag. Deze eerste afbrandapparaten werden dan ook “blarentrekkers” genoemd.
Een haaienvel gebruikt voor het schuren.
Letterbord met diverse lettertypen.
Glas in lood ramen.
Getuigschrift van de ambachtsteekenschool.
DE OPLEIDING
Na de definitieve opheffing van de gilden in 1818 is de opleiding in het slop geraakt. De regentenregering had geen belangstelling voor de gewone man. In 1840 startten de eerste (avond) tekenscholen.
De eerste schildersopleiding aan de ambachtsschool werd gesticht in Amsterdam (1878) door de werknemersorganisatie Concordia Inter Nos.
Gevelbordje voor gediplomeerde meesters van de NSS.
Op de lessenaar in de schilderswinkel lag het kasboek waarin de werkzaamheden werden bijgehouden.
Voorbeelden met kleurcombinaties op paneel deuren. Uitgegeven door de voormalige verffabrikant Varossieau te Alphen aan de Rijn.